Carbon credits
Inleiding
Een van de onderdelen van het klimaatbeleid is het verlagen van de uitstoot van broeikasgassen. Dat lukt niet echt: ondanks klimaatakkoorden en beleidsmaatregelen stijgt de uitstoot van broeikasgassen nog steeds, en nemen de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer toe. Een van die broeikasgassen is methaan, waarvan een belangrijk deel in de atmosfeer komt vanuit de veehouderij. Een ander belangrijk broeikasgas is CO2 (koolstofdioxide). De landbouw is verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de emissies van CO2, maar de landbouw kan ook voorzien in een reductie van de CO2 door deze vast te leggen in de bodem, via een bepaalde wijze van grondgebruik. Planten halen CO2 uit de lucht en leggen een deel van de koolstof vast in de bodem.
Carbon credits
Grotere bedrijven in energie en industrie staan aan de lat voor de reductie van CO2. Voor een deel is dat verplicht en is er een EU-ETS systeem (Emissions Trading System). Er wordt aan getwijfeld of dat systeem effectief is. Je kunt immers ook aan de eisen voldoen door emissierechten van anderen op te kopen en het systeem geldt niet voor alle sectoren. Interessant is dat er ook initiatieven zijn die het voor burgers mogelijk maken om emissierechten uit de markt op te kopen (Carbonkiller). Een van de bijverschijnselen van het CO2 beleid is ook de vrijwillige reductie van de CO2 belasting via een, eveneens vrijwillig, systeem van (handel in) carbon credits (koolstofcertificaten). Ook landbouwers kunnen deze carbon credits verkopen, waarbij de extra opslag van koolstof wordt vertaald in verhandelbare certificaten. Verschillende marktpartijen, zoals de Stichting Nationale Koolstofmarkt, zijn actief met het faciliteren van deze carbon credits.
Hoe werkt het?
Genoemde partijen initiëren of stimuleren projecten waarbij extra koolstof wordt vastgelegd in de bodem of anderszins. Voorbeelden: het verhogen van de grondwaterstand in veenweidegebieden, vermindering van de methaanuitstoot bij runderen door voedingssupplementen, aanplant van houtopstanden, verhoging organische stofgehalte in de bodem, niet-kerende grondbewerkingen, blijvend grasland. Op die manier kunnen carbon credits worden gegenereerd, waarbij een credit staat voor 1 ton vastgelegde CO2. Aan het begin van een project wordt de beginstand opgenomen. Een project, waarbij meestal een groot aantal boeren betrokken zullen zijn, moet worden gevalideerd en de carbon credits moeten worden gecertificeerd. Alleen op die manier zijn reducties reëel en geloofwaardig. Het gaat om langjarige afspraken. Dutch Carbon Credits meldt bijvoorbeeld een project voor blijvend grasland waarvoor een methodedocument is vastgesteld. Basiseis is dat het grasland minimaal 10 jaar niet mag worden gescheurd. De toename van koolstof in de bodem wordt dan gemonitord. De credits kunnen vervolgens worden verkocht en daarvan wordt ook een registratie bijgehouden.
Grondgebruikers
Hoeveel die carbon credits gaan opleveren is mij niet duidelijk geworden, maar het zal niet om meer dan zo’n tien euro per credit gaan. Op een hectare kun je misschien 1,5 credit realiseren. Rijk wordt men er dus niet van. Toch komt al direct de vraag op – bij de redactie van dit tijdschrift bijvoorbeeld – van wie zijn die carbon credits nu eigenlijk? Van de pachter of van de verpachter? Ik ga ervan uit dat pachters en verpachters bij het aangaan van nieuwe pachtovereenkomsten over dit onderwerp afspraken zullen kunnen maken. Aangezien het om langdurig grondgebruik moet gaan, zal dat wel niet vaak voorkomen. Verder kan worden geconstateerd dat het om een aanpassing van het grondgebruik of de veehouderij gaat, dus zal dat in elk geval vooral op het bord van de pachter terecht komen. Een van de aanbieders meldt expliciet zich te richten op degenen die de grond in eigendom hebben, een pachtcontract hebben of de grond via een ‘meerjarig huurcontract’ bewerken. In beginsel is het dan ook de (reguliere of lange-termijn-geliberaliseerde) pachter die zijn bedrijfsvoering moet aanpassen en die de credits kan verkopen. Dat neemt uiteraard niet weg dat voor sommige aanpassingen van het grondgebruik, met name als die een verandering van ‘bestemming, inrichting en gedaante’ behelzen, toestemming van verpachter nodig is. Als een pachter bijvoorbeeld een voedselbos wil realiseren, (waarbij ook credits worden gegenereerd), zal die toestemming veelal nodig zijn. De verpachter kan die toestemming misschien verbinden aan een aanpassing van de pachtprijs, of nadere afspraken over de credits eisen. Het is jammer dat de pachtregeling nog steeds niet is aangepast, zodat ook hier weer de duurzaamheidsinitiatieven bemoeilijkt worden.
Conclusie
Koolstofcertificaten vormen een lastig te begrijpen fenomeen. In beginsel zijn de verplichtingen voor de pachter, evenals de opbrengsten. In sommige gevallen kan de verpachter een voet tussen de deur krijgen. Wat niet vergeten moet worden is, dat de landbouw zijn credits wel kan verkopen, maar dat men op termijn wellicht ook zelf aan reductieverplichtingen zal moeten voldoen (2030). In de klimaatopgave kan de landbouw immers niet buiten schot blijven.
