Bond voor landpachters en eigen grondgebruikers

Bezint voor ge begint

Op 1 april stemde de Tweede Kamer in meerderheid – 104 – voor een motie Bromet van GL/PvdA die de regering vraagt om een afbouwpad voor kunstmest uit te werken waarbij kunstmest tot een minimum wordt beperkt. Hierover moet dan voor de zomer aan de Kamer worden bericht.

De motivering voor deze vraag was dat er een overschot is aan dierlijke mest, dat dierlijke mest het organische-stofgehalte van de bodem verhoogt, en dat afbouw van kunstmest bij zal dragen aan een transitie naar circulaire landbouw.

Dit verzoek klinkt op het eerste gezicht sympathiek. Vervang de kunstmest door dierlijke mest en er is weer een probleem opgelost: het mestoverschot verdwijnt. Zoals het wel vaker gaat met eenvoudige oplossingen, is ook hier de zaak iets ingewikkelder dan kunstmest eruit en dierlijk erin. 

De eerste vraag is of er een mestoverschot is op het moment dat planten de mest nodig hebben en de mest ook kan worden toegediend. Drijfmest aanwenden in het voorjaar in akkerbouwgebieden kan met behulp van de sleepslangtechniek, maar alleen als de bodem en het weer het toelaten. Overigens is daarbij opvallend dat onze oosterburen een aanwendingstechniek mogen gebruiken die minder belastend voor de bodem en de teelt is. De mest mag daar op de bodem worden aangebracht, terwijl hier verlangd wordt dat de mest in de bodem wordt gebracht. 

Op het moment dat er een droog voorjaar is en er zonder schade mest kan worden aangewend in teelten als wintertarwe en gras, kan er zelfs een tekort aan drijfmest ontstaan. Drijfmest kan overigens niet zonder meer in alle teelten worden aangewend. Terzijde wil ik nog opmerken dat het niet zo lang geleden is dat er vanuit de Kamer gepleit werd voor het uitfaseren van drijfmest.

De volgende vraag is of er ook in de nabije toekomst voldoende dierlijke mest is. Krimp van de veestapel is een onderwerp dat regelmatig terugkomt in debatten in de Kamer. Minder vee, is minder mest en al heel snel te weinig mest op het goede moment.

Mest moet ook de juiste samenstelling van stikstof, kalium, fosfaat en sporenelementen voor de teelt hebben. Met kunstmest lukt dat altijd. Niet alle dierlijke mest is hetzelfde en niet alle mest die hetzelfde lijkt is hetzelfde. Dierlijke mest wordt gemaakt door dieren en niet in een fabriek. Niet alle dierlijke mest is de sleutel tot een optimaal teeltresultaat en dierlijke mest en de veel bepleite precisielandbouw zijn geen natuurlijke bondgenoten.  

Mest is omgeven met een veelheid aan geboden en verboden. Wie af wil van de kunstmest zal zich moeten afvragen hoe de mestspelregels er dan uit moeten gaan zien. Welke mestsoorten wel en welke niet? Welke aanwendingsmomenten wel en welke niet. Wat is de plaats van vaste mest? In het najaar, het voorjaar, of beide?

Kortom, het voeden van planten is best ingewikkeld en ieder jaar is anders. Afscheid nemen van kunstmest vraagt iets meer nadenken dan de motie Bromet veronderstelt. Kennis over mest en de teelt van planten is in Nederland ruim aanwezig en toegankelijk, ook voor Kamerleden, dus bezint voor ge begint.