Piekbelasters zijn meer dan een getal
Het leek alsof er in heel Nederland niets meer kon gebeuren, totdat Remkes had gesproken. Hij heeft gesproken. Zeshonderd piekbelasters binnen een jaar stoppen, verplaatsen, of veranderen. Geen geringe opdracht. Een opdracht die enorme gevolgen gaat hebben voor de hele landbouwstructuur, plattelandsgemeenschappen en ook voor de grondmarkt.
Wat iedereen om te beginnen goed moet beseffen is dat zeshonderd piekbelasters in de agrarische sector meer is dan gewoon een nummer. Het gaat hier om bedrijven die veelal gezinsbedrijven zijn en waar heel vaak generaties aan gebouwd hebben. En waar echte mensen zich inspannen om voor hun familie in een bestaan te voorzien en met hun bedrijf te bouwen aan een toekomst voor zichzelf en de generaties na hen. Die mensen zijn belangrijke dragers van plattelandsgemeenschappen en de cultuurlandschappen waarin zij werken.
Als Remkes dan spreekt over het beste aanbod dat aan deze bedrijven gedaan moet worden, dan kan dat eigenlijk niet anders zijn dan het aanbod om hen volledig schadeloos te stellen. Dat gaat dus dan ook om een vergoeding voor het verloren gegane verdienvermogen. Als Nederland wil dat deze bedrijven stoppen, verplaatsen of veranderen, dan moet men weten dat dit niet op een koopje zal kunnen, en zeker niet als het ook nog snel moet gebeuren.
Omdat pacht iets is dat veel zaken in de landbouw raakt moeten we ons realiseren dat pacht in dit herstructureringsproces een extra complicerende factor kan zijn.
Lang niet alle bedrijven hebben hun grond volledig in eigendom, maar vormen geheel of gedeeltelijk pachtbedrijven. Pachter en verpachter hebben niet altijd hetzelfde belang of dezelfde wensen. Goed voorstelbaar is dat de boer verder wil op een andere plaats, maar dat de verpachter graag wil worden uitgekocht. Dat de boer wil stoppen, maar dat de verpachter graag vervangende grond wil is eveneens heel goed mogelijk. Ook het voortzetten van het bedrijf op een andere manier kan eerder dan een oplossing een probleem opleveren als de aard van het bedrijf zodanig verandert dat de verpachter zich in zijn eigendomsrecht tekortgedaan voelt. Met name de hoevepachter kan in een kwetsbare positie komen te verkeren.
Kortom, de overheid moet hier meer doen dan alleen een beleidsmatige inspanning leveren in dit zeer gecompliceerde dossier. Er is behoefte aan een grondbank om verplaatsingen mogelijk te maken en compensatie in grond te kunnen aanbieden. Daarnaast is er een uitvoeringsorganisatie nodig die in staat is op het boerenerf een te vertrouwen gesprekspartner van de boer te worden.
De diensten die in het nabije verleden zijn opgedoekt zoals de Dienst Landelijk gebied, het Bureau Beheer Landbouwgronden en de Landinrichtingdienst, zijn in enige vorm weer hard nodig. De overheid heeft dringend behoefte aan handen die het beleid ook tastbaar maken. Als dat allemaal lukt, dan nog zal het makkelijk langer dan een jaar duren voordat alles in beeld is en de uitvoering daadwerkelijk kan plaatsvinden. Een voorbeeld van hoe zaken niet moeten worden aangepakt is de aardbevingsschadeafhandeling in Groningen. Van die werkwijze moeten we leren, zodat we het met het stikstofdossier beter kunnen doen.
