Bond voor landpachters en eigen grondgebruikers

Natuurbeheer: een dienst

BLHB overweegt om het beheer van natuurgebieden niet meer als een pacht aan te merken maar als een dienst aan te merken. De pacht regelt het agrarisch gebruik, maar natuur beïnvloedt de voorgestelde aanpassingen van de pachtregel sterk. Het ministerie is daar erg gevoelig voor.

Basis pachtregel

De pachtregel stelt vast dat twee partijen, verpachter en pachter, zich verbinden om een onroerende zaak ter uitoefening van de landbouw in gebruik te geven, waarbij de pachter een tegenprestatie levert. De basis van de pachtregel is dus het regelen van het agrarisch grondgebruik. 

De pachtregel kent ook de mogelijkheid van het afsluiten van bijzondere pachtovereenkomsten, waarvan verpachting van reservaten er één is. In deze pachtovereenkomst kunnen verplichtingen worden opgenomen met als doel dat de bedrijfsvoering zich mede op het behoud van natuur en landschap moet richten. Het moet wel een reservaat zijn en de vertaling is dat de grond in eigendom of erfpacht van een aangewezen natuurorganisatie moet zijn en waar beheer de vorm heeft van natuur- en/of landschapsbeheer. De praktijk leert dat deze reservaat-overeenkomsten niet worden afgesloten. 

De natuurorganisaties kiezen ervoor om geliberaliseerde pachtovereenkomsten korter dan 6 jaar af te sluiten waarin de pachtprijs vrij is en vergaande voorwaarden aan het agrarisch gebruik kunnen worden gesteld. De grondkamers keuren deze overeenkomsten altijd goed. Bij de invoering van de pachtregel was dit niet de bedoeling, omdat deze pachtvorm alleen het agrarisch grondgebruik moest regelen. Maar inmiddels is ook natuurbeheer via deze pachtvorm het uitgangspunt en dit is stilzwijgend geaccepteerd.

Agrarisch grondgebruik

De voormalige pachtwet en pachtregel is tot stand gekomen om het agrarische grondgebruik te regelen. Nu het ministerie van LVVN het document ‘Transitie in de pacht’ uitwerkt, lijkt het erop dat het regelen van natuurbeheer voorop staat en de natuurterreinbeherende organisaties voorrang krijgen bij de invulling van de pachtegel.

Het ministerie wil bijvoorbeeld de voorstellen over de aanpassingen van de pachtregel met voorrang aan natuurterreinbeherende organisaties voorleggen, terwijl de pachtregel het agrarisch grondgebruik moet regelen. De reden daarvoor wordt niet gemotiveerd, maar schijnbaar regisseren deze organisaties het landbouwbeleid in plaats van de minister en de Tweede Kamer. 

Transitie in de pacht

Op 28 september 2023 hebben FPG/LTO/BLHB/NAJK met het document ‘Transitie in de pacht’ hun voorstellen over de aanpassing van de pachtregel aan de minister van LNV aangeboden. Voor natuurpacht dient een nieuwe regeling in de pachtwetgeving te worden opgenomen. Natuurpacht geldt alleen voor grond in de gebieden met de bestemming natuur en voor grond die is ingericht voor natuur met agrarisch medegebruik. Kortlopende pacht, de geliberaliseerde en flexibele pachtvorm, is in deze gebieden uitgesloten. 

Voor natuurpacht geldt dat de pachtprijs maximaal de regionorm uit het pachtprijzenbesluit mag zijn.  Verpachters hebben dan de mogelijkheid om in het belang van flora en fauna in deze gebieden vergaande beperkingen aan de pachter op te leggen. Vanwege deze beperkingen wordt dan via een kortingssysteem een lagere pachtprijs berekend.

De looptijd van de natuurpachtvorm is minimaal 6 jaar, omdat de beheerpakketten en -vergoedingen vaak ook voor 6 jaar worden ingevuld. De doelen in het pakket van het subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) en de beheersmaatregelen staan voor 6 jaar vast en kunnen dan op de pachtovereenkomst worden afgestemd, zodat jaarlijkse bijstellingen niet nodig zijn. Een optie is om bij natuurpachtovereenkomsten die langer duren dan zes jaar, de beperkende bepalingen via een pachtwijzigingsovereenkomst aan te kunnen passen. De verpachter kan indien de pachter niet meewerkt, de grondkamer inschakelen. 

De beheersvergoedingen voor het natuurbeheer zijn voor de pachter, omdat deze het natuurbeheer in de praktijk uitvoert en ze dienen daarom buiten het toetsingskader van de grondkamer te blijven. 

De verpachter kan ook voor de gronden, gebouwen of hoeves met de bestemming natuur en ingericht voor de natuur, de pachtvormen reguliere pacht en duurzaam langjarige pacht afsluiten. Een optie is om in de overeenkomst de mogelijkheid op te nemen om de beperkende bepalingen ten behoeve van de natuur en landschap om de zes jaar aan te passen. Als dit lukt in de vorm van een pachtwijzigingsovereenkomst, moet deze ter goedkeuring worden ingediend bij de grondkamer. Lukt dit niet, dan zou de meest logische partij (meestal de verpachter) dit aan de grondkamer moeten kunnen vragen, waarbij de grondkamer bij inwilliging van het verzoek de pachtprijs moet kunnen aanpassen. 

De natuurorganisaties verzetten zich tegen deze voorgestelde pachtvorm.

Dienstverlening 

Ondanks het gezamenlijke voorstel van FPG/LTO/BLHB/NAJK krijgt het bestuur van de BLHB steeds meer bedenkingen over het onderdeel dat het agrarisch medegebruik van natuurgronden nog onder de pachtregel moet vallen. Het hoofdaccent van de pachtregel is immers de agrarische bestemming en functie. Indien er sprake is van natuurbeheer zoals agrarisch natuurbeheer is het duidelijk dat het hoofddoel en -functie de agrarische functie is en is natuur de nevenactiviteit.

Op de gronden met de bestemming natuur is de agrarische functie een nevenfunctie. Het bestuur van de BLHB wil een voorstel onderzoeken om op gronden met de bestemming en inrichting natuur geen mogelijkheden meer te bieden voor het afsluiten van een pachtovereenkomst. 

In feite voert de agrarische sector het natuurbeheer uit en dit moet als een dienstverlenende activiteit worden gezien. Beide partijen sluiten immers een overeenkomst af waarin het beheer van de natuur wordt geregeld. Het is dan van belang dat de agrariërs de bijdragen voor het natuurbeheer ontvangen.

Het bestuur van de BLHB constateert dat de huidige geliberaliseerde pachtovereenkomsten korter dan zes jaar feitelijk nu al als een overeenkomst tot dienstverlening moeten worden gezien. De meeste natuurorganisaties kiezen vaak voor éénjarige overeenkomsten en kunnen allerlei zaken regelen die niet of nauwelijks nog landbouwdoelen nastreven. De pachter doet zonder vergoeding het natuurbeheer en het is onzeker of hij wel weer een overeenkomst krijgt; ook moet hij vaak de GLB-premies bij de verpachter inleveren. 

We vinden dat er een brede discussie moet worden gevoerd: niet alleen over de wens om op de gronden met een natuurbestemming geen pachtovereenkomsten meer te kunnen afsluiten, maar ook over de wens dat de agrariër de beheersubsidie ontvangt en de GLB-premies niet meer naar de eigenaar vloeien. 

Het bestuur wil dit eerst aan FPG, LTO en NAJK voorleggen en deze punten ook aan de politieke partijen voorleggen.