Pacht en GLB
Door mr. W. Bruil
Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), dat dit jaar in werking treedt, brengt nogal wat wijzigingen teweeg ten opzichte van het oude stelsel van betalingsrechten. Bovendien worden ook de Kaderrichtlijn water en het Actieprogramma Nitraatrichtlijn meegenomen in het nieuwe GLB.
Begin 2022 heeft de BLHB zich tot het ministerie van LNV gericht en aandacht gevraagd voor de problematiek die kan ontstaan door het nieuwe GLB in relatie tot de pacht (zie De Landpachter november 2022). Deze brief is onbeantwoord gebleven. Wat klopt er van de veronderstelling dat er ‘grote gevolgen’ zijn voor de pacht en dat het niet ‘zonder aanpassing van de pachtregels’ kan, omdat anders ‘vervelende situaties tussen verpachter en pachters gaan ontstaan’.
Het nieuwe GLB
Dit artikel gaat niet over het nieuwe GLB als zodanig. Duidelijk is dat elke boer zal moeten beslissen of de baten (een hectaresubsidie) opwegen tegen de lasten van de zogenaamde conditionaliteiten en ecoregelingen. Deze komen er in sommige gevallen op neer dat er ander grondgebruik noodzakelijk is om te voldoen aan de eisen. In veel gevallen trouwens ook niet (denk bijvoorbeeld aan de verlengde weidegang, het telen van rustgewassen of stikstofbindende gewassen, gewasrotatie, bodembedekking e.d.). Dat ligt wellicht anders als het gaat om bufferstroken, houtwallen of andere landschapselementen, voedselbossen, teeltvrije zones e.d. Een eerste vraag is dan: valt dit landgebruik wel onder het begrip ‘landbouw’ van art. 7:312 BW?
Landbouw?
De definitie van landbouw in het BW kan beperkend worden gelezen. Toch is deze vraag al eerder gesteld naar aanleiding van een pachter die ‘kruidenrijk grasland’ als vorm van natuurbeheer op zijn pachtpercelen was gaan realiseren. De pachter stelde dat daarmee niet meer sprake was van bedrijfsmatige landbouw. Het Hof Arnhem oordeelde echter dat agrarisch natuurbeheer wel degelijk onder de definitie valt: “Naar algemeen aanvaarde opvattingen in de agrarische praktijk is agrarisch natuurbeheer een vorm van bodemcultuur” (Hof Arnhem 18 augustus 2009, TvAR 2009/5547, Den Hamer-De Cloedt). Ik denk niet direct dat het invulling geven aan de eisen van het GLB, de Kaderrichtlijn water of de mestwetgeving, niet meer als ‘landbouw’ kan worden gekwalificeerd. Een boer kan alleen maar meedoen aan het GLB als hij ‘actief landbouwer’ is en de eisen van het GLB zijn dus per definitie ook landbouwactiviteiten. In een van de toelichtingen worden houtwallen zelfs onder het ‘bouwplan’ ondergebracht. We zouden dus een zeer ruim begrip van ‘landbouw’ kunnen hanteren en daarvoor steun vinden in het gemeenschappelijk landbouwbeleid zelf, of zo men wil in ‘algemeen aanvaarde opvattingen’. Toch valt niet uit te sluiten dat hierover geprocedeerd zal gaan worden.
Bestemming, inrichting, gedaante
Daarmee komt de volgende vraag in beeld: heeft een pachter voor bepaalde vormen van grondgebruik toestemming van de verpachter nodig? Immers een pachter mag ingevolge artikel 7:348 BW niet zomaar de bestemming, inrichting en gedaante van het gepachte veranderen. In boven aangehaalde casus werd de pachtovereenkomst op die grond (wanprestatie) alsnog ontbonden. Den Hamer had toestemming moeten vragen om van intensieve akkerbouw over te stappen op kruidenrijk grasland. Voor de beantwoording van deze vraag is het van belang wat daarover in de pachtovereenkomst is opgenomen, oftewel: is de grond in gebruik gegeven voor een specifieke vorm van landbouw of niet? Het ligt wel voor de hand dat voor de aanleg van landschapselementen, voedselbossen en dergelijke steeds toestemming nodig is. Als de verpachter die toestemming niet verleent kan de pachter een vervangende machtiging vragen aan de grondkamer. Het dunkt mij dat dan een rol kan spelen of het gaat om een heel pachtbedrijf of alleen om een perceel dat wordt bijgepacht. In het laatste geval is het immers niet noodzakelijk dat de boer juist op dat perceel zijn hectaresubsidie binnenhaalt; hij kan dat ook op eigen percelen doen.
Einde pacht
Een derde vraag is dan: wat gebeurt er bij het einde van de pacht, als het gepachte ‘in goede staat’ ter beschikking moet worden gesteld aan de verpachter (art. 7:358 BW). Onder omstandigheden kan dat betekenen dat het kruidenrijk grasland weer moet worden doodgespoten (zoals in Den Hamer-De Cloedt). Een houtwal of voedselbos mag men natuurlijk niet zomaar weer elimineren. Dan zouden we verzeilen in schadevergoedingskwesties. Ook hier zal trouwens het onderscheid heel pachtbedrijf / gedeeltelijke pacht een rol kunnen spelen.
Conclusie
Er kunnen in concrete gevallen zeker consequenties verbonden zijn aan het nieuwe GLB in relatie tot pacht. Dat ligt nog niet zozeer bij de definitie van ‘landbouw’. Die kan ruim worden genomen. De bepaling inzake ‘bestemming, inrichting en gedaante’ valt minder gemakkelijk te omzeilen. Dat is ook een van de redenen waarom ik al in 2014 heb voorgesteld deze bepaling te laten vervallen. Waarom zou de verpachter een rol moeten hebben bij de vraag welke vormen van landbouw de boer zou willen bedrijven? Zolang de wet niet is gewijzigd kan een pachter beter voorzichtig blijven. Dat zou in elk geval wat mij betreft in de eerste plaats een open overleg met de verpachter inhouden. Neem de verpachter maar mee bij het invullen van een simulatie bijvoorbeeld. Mocht er met de verpachter geen land te bezeilen zijn, dan zullen er procedures kunnen volgen. Zou de steun van het GLB wegvallen voor een pachter dan kan een en ander natuurlijk ook consequenties hebben voor de pachtprijs. In het algemeen zullen op termijn de opbrengsten per hectare misschien dalen en dus ook de inkomsten van de boeren, hetgeen ook weer zal doorwerken in de pachtprijzen in het algemeen.
