Rijksvastgoedbedrijf en structuurversterking
Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft volgens zijn beleid geen ruimte voor agrarische structuurverbetering. Veel bedrijven komen daardoor in de knel. De enige oplossing is dat Rijksvastgoedbedrijf zijn gronden verkoopt.
Huidige situatie
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) hanteert sinds 2010 een beleid waarbij agrarische gronden primair als beleggingsobject worden beschouwd. Doelstelling is daarbij het behalen van een zo hoog mogelijk rendement op korte en lange termijn. Agrarische structuurversterking maakt sindsdien geen deel meer uit van het beleid.
Gevolgen van dit beleid:
- Gronden worden niet meer verkocht maar enkel in (kortlopende) geliberaliseerde pacht uitgegeven.
- Vergroting van bestaande erven in eigendom door pachters is slechts onder zware voorwaarden mogelijk.
- Vrijgekomen pachtgronden worden niet benut voor bedrijfsontwikkeling van lokale ondernemers.
Hierdoor zijn in verschillende regio’s agrarische bedrijven stil blijven staan in hun ontwikkeling, met onvoldoende inkomen en beperkte mogelijkheden voor opvolging.
Belang van structuurversterking
De BLHB benadrukt dat agrarische structuurversterking noodzakelijk is. Dit is gerechtvaardigd omdat het RVB in diverse gebieden een dominante of zelfs monopolistische positie inneemt: ondernemers kunnen hun bedrijf vaak alleen uitbreiden met grond van de overheid.
Mogelijke maatregelen voor structuurversterking:
- Vrijwillige ruiling van gronden (eigendom ↔ pacht) om transportbewegingen te beperken en bedrijfsvoering te verbeteren.
- Uitgifte van vrijkomende gronden aan naburige bedrijven om schaalvergroting en continuïteit te bevorderen.
- Regelingen voor bedrijfsstakers om grondmobiliteit te vergroten,
- Specifieke aandacht voor jonge en startende ondernemers die door gebrek aan grond extra kwetsbaar zijn.
Twijfels over beleidskeuzes
Opmerkelijk is dat het RVB zich in het verleden openlijk uitsprak tegen reguliere pacht, terwijl dit in strijd was met het officiële kabinetsbeleid. Verder heeft het RVB in 2023 de pachtvisie van de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) onderschreven, waarin gepleit wordt voor het afbouwen van reguliere pacht en het instandhouden van geliberaliseerde pachtcontracten. Dit terwijl RVB in beginsel slechts een uitvoerende dienst van het Rijk zou moeten zijn en het kabinetsbeleid dient te volgen.
Probleemstelling
Door het ontbreken van structuurversterkend beleid zijn tal van pachtbedrijven economisch kwetsbaar geworden. Bedrijven behalen daardoor onvoldoende inkomen en zoeken noodgedwongen naar samenwerkingsverbanden of neveninkomsten. Tegelijkertijd investeert het RVB juist menskracht in het beëindigen van reguliere pachtcontracten.
Het lijkt er niet op dat het RVB bewust de bedrijfsontwikkeling stagneert, maar de feitelijke uitkomst is dat reguliere pacht wordt teruggedrongen en opvolging steeds moeilijker wordt. Rijksvastgoedbedrijf onderneemt in feite pogingen om de reguliere pacht te beëindigen, omdat de bedrijven die zich niet hebben kunnen ontwikkelen, volgens RVB niet meer aan de kaders van reguliere pacht voldoen. Vooralsnog gaat het bestuur niet uit van opzet, maar we hebben wel bedenkingen bij deze praktijk.
Oplossing
Het BLHB-bestuur constateert dat het huidige beleid van het RVB niet wezenlijk zal wijzigen. Daarom is de enige structurele oplossing vervreemding van agrarisch onroerend goed door de overheid. Het uitponden levert niet alleen een bijdrage aan de verbetering van de structuur in de landbouw, maar ook aan de begroting van de overheid, die door afspraken en ambities onder druk staat. Ook zou de overheveling van een deel van de rijksgronden naar de provincies goed verdedigbaar zijn, omdat zij deze grond voor gebiedsgericht beleid kunnen inzetten.
Door de vervreemding is het probleem opgelost dat de overheid als verpachter bij het beheer van gronden aan allerlei Europese en Nederlandse kaders moet voldoen. Dit leidt in de praktijk tot lastige en onwerkbare situaties. Ook is bij vervreemding er geen probleem meer dat de overheid de markt verstoort. De overheid hoeft in tegenstelling tot andere verpachters geen belasting te betalen en heeft daardoor een groot concurrentievoordeel.
Bovendien blijkt het rendement van agrarische gronden voor de overheid beperkt, mede door hoge beheers- en onderhoudskosten. Dit werd in 2025 benadrukt door het besluit van het RVB om een groot deel van haar erven alsnog te verkopen, omdat de kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud erg hoog zijn geworden.
Het BLHB zal deze boodschap na de verkiezingen bij de kabinetsformatie nadrukkelijk onder de aandacht brengen.