Uitspraak fosfaatrechten leidt niet tot cassatie
Het arrest over de fosfaatrechten blijft staan. De Hoge Raad heeft het cassatieverzoek verworpen. De verpachter kan onder voorwaarden een deel van de fosfaatrechten opeisen. De verpachter hoeft niet te bewijzen dat het gepachte minder waard wordt.
Uitspraak pachthof
Op 19 april 2022 heeft het Pachthof uitspraak gedaan over een hoevepachter die in 2000 een pachtovereenkomst is aangegaan; deze pachter heeft het melkquotum zelf meegenomen en aangekocht. De pachter kreeg het aanbod om het bedrijf elders voort te zetten. Partijen zijn gaan onderhandelen over beëindiging van de pachtovereenkomst en hebben daarover in 2017 overeenstemming bereikt. De verpachter had echter een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de fosfaatrechten. In deze procedure wil hij een verklaring voor recht dat hij aanspraak kan maken op een deel van de fosfaatrechten van de pachter.
Procedure
De verpachter startte een procedure. De pachtkamer Midden-Nederland heeft de vordering van de verpachter toegewezen: verpachter kreeg 50% van alle fosfaatrechten toegewezen. De pachter is in beroep gegaan.
Het Pachthof erkent dat de verpachter door de verkoop van het verpachtersaandeel in het melkquotum waarvoor de pachter had betaald, geen aanspraak meer heeft of kan maken op dat melkquotum aan het einde van de pachtovereenkomst. Dat is logisch, omdat de pachter het melkquotum had gekocht. Dat daarmee ook is bedoeld of pachter redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat verpachter afstand deed van eventueel later toe te kennen productierechten, vindt het Pachthof nietvoor de hand liggend. Het Pachthof heeft al in het arrest van 26 maart 2019 geoordeeld dat er geen samenhang bestaat tussen melkquotum en fosfaatrechten.
Het was in de uitspraak van het Pachthof (opnieuw) merkwaardig dat de verpachter niet hoeft aan te tonen of er daadwerkelijk sprake is dat bij het einde van de pachtovereenkomst het gepachte minder goed is te exploiteren. Er was immers al een nieuwe pachter. De verpachter kan desondanks aanspraak op de fosfaatrechten maken, ondanks dat er geen (potentiële) vermogensachteruitgang is bij het einde van de pachtovereenkomst.
De verpachter ontvangt dus dubbel voor de productierechten: eerst de opbrengsten van het melkquotum en nu de fosfaatrechten.
Cassatie
Tegen de uitspraak van het Pachthof van 19 april 2022 over de verdeling van de fosfaatrechten is de pachter in cassatie gegaan. De pachter voerde wederom aan dat hij het melkquotum heeft betaald en onterecht de fosfaatrechten moet inleveren.
De procureur-generaal is mr. L.W. Valk; hij was tot medio 2016 voorzitter van het Pachthof; hij heeft een advies voor de Hoge Raad opgesteld. Zijn advies aan de Hoge Raad is verwerping van zowel het door de pachter ingesteld cassatieberoep als het incidenteel cassatieberoep van de verpachter. De vraag was of deze advocaat-generaal niet bevooroordeeld is omdat hij in zijn vorige functie verantwoordelijk was voor de uitspraken over het melk- en suikerquotum. Iedereen kent zijn verdelingen over het melk- en suikerquotum tussen verpachter en pachter. Hij zal dan ook niet met een objectieve bril kunnen kijken en/of zonder meer afstand nemen van dit verleden. Je verwacht toch niet dat nu iemand (hijzelf) tegen Valk gaat zeggen dat hij in het verleden verkeerde dingen heeft gedaan. De slager keurt zijn eigen vlees. Daarbij kan er door zijn nevenfunctie ook sprake zijn van beïnvloeding.
Valk stelt echter dat de aankoop door de pachter van het verpachtersaandeel niet meebrengt dat de verpachter afstand heeft gedaan van toekomstige rechten. Het enkele feit dat partijen 18 jaar voor de toekenning van fosfaatrechten in vrijheid tot overdracht van het verpachtersaandeel van het melkquotum zijn gekomen, is niet zo uitzonderlijk dat van de uitgangspunten voor de aanspraak van de verpachter op fosfaatrechten moet worden afgeweken.
Het feit dat met de aankoop van het melkquotum het bedrijf door de pachter werd ontwikkeld en daarmee een basis voor de hoogte van de fosfaatrechten legde, wordt gemakshalve door Valk gepasseerd. Een toets op onrechtmatige/ongerechtvaardigde verrijking vindt Valk blijkbaar niet van belang.Ook neemt Valk klakkeloos de fiftyfifty-verdeling tussen verpachter en pachter over van het Pachthof.
Daarnaast heeft de pachter gesteld dat op deze verdeling maatwerk tot de mogelijkheden zou moeten behoren. Valk meldt dat alles er voor pleit om een algemene regel op te stellen, omdat anders een stortvloed van procedures voor de pachtrechter onvermijdelijk is. Het financieel belang van de kwestie is nu eenmaal zo groot dat partijen het zonder vooraf gegeven uitgangspunten niet eenvoudig minnelijk met elkaar eens kunnen worden. Door de wijze waarop het advies is geschreven, lijkt het er sterk op dat het toegeschreven is naar de uitspraken van het Pachthof.
Het probleem is dat de Hoge Raad over het algemeen het advies van de procureur-generaal overneemt.
Uitspraak
De Hoge Raad acht de bezwaren van de pachter over de 50/50-verdeling ongegrond. Het Pachthof heeft terecht als algemene regel van aanvullend recht – waarin wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals genoemd in het arrest in 2019 door het Pachthof – aangenomen dat de pachter verplicht is de aan het verpachte toe te rekenen fosfaatrechten over te dragen aan de verpachter, tegen betaling van 50% van de marktwaarde daarvan aan de pachter. Het hof heeft niet miskend dat de bijzondere omstandigheden van het geval kunnen noodzaken tot afwijking van die regel.
De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.
