Bond voor landpachters en eigen grondgebruikers

Verdienmodel leidend voor natuurorganisaties

De natuurorganisaties erkennen dat de geliberaliseerde pacht op natuurgronden te veel onzekerheid voor pachters geeft. Ook zij willen daarom de pachtwetgeving moderniseren. Wel pleiten zij ervoor dat verpachting van natuurgronden aan diverse criteria voor natuurbeheer moet voldoen. 

Transitie in de pacht

In 2023 hebben de veldpartijen FPG, LTO, BLHB en NAJK voorstellen voor de aanpassing van de pachtregel centraal staan. Voor natuurpacht ter vervanging van de bestaande regeling over reservaatspacht dient een nieuwe regeling in de pachtwetgeving te worden opgenomen. Voor grond  met de bestemming natuur en ingericht voor natuur met agrarisch medegebruik kan alleen voor nieuw af te sluiten overeenkomst de natuurpachtvorm worden afgesloten.  Kortlopende pacht, de flexibele pachtvorm, wordt in deze gebieden uitgesloten.

Verpachters hebben de mogelijkheid om in het belang van flora en fauna in deze gebieden vergaande beperkingen aan de pachter op te leggen. De regionorm is de maximale pachtprijs en door de beperkingen in het gebruik worden kortingen toegepast. De looptijd van de natuurpachtvorm is minimaal zes jaar, omdat de beheerpakketten en -vergoedingen vaak ook voor 6 jaar worden ingevuld. De doelen in het SNL-pakket en de beheersmaatregelen staan voor 6 jaar vast en kunnen dan op de pachtovereenkomst worden afgestemd, zodat jaarlijkse bijstellingen (vaak) niet nodig zijn.

Bepalingen ten aanzien van behoud van natuur en landschap zijn mogelijk, mits daar een beheersvergoeding vanuit de SNL-regeling voor de pachter tegenover staat.

Een optie is om bij natuurpachtovereenkomsten die langer duren dan zes jaar, de beperkende bepalingen aan te kunnen passen. Als dit lukt in de vorm van een pachtwijzigingsovereenkomst, zal deze ter goedkeuring moeten worden ingediend bij de grondkamer. Lukt dit niet, dan zou de meest logische partij (doorgaans de verpachter) dit aan de grondkamer moeten kunnen vragen, waarbij de grondkamer bij inwilliging van het verzoek de pachtprijs moet kunnen aanpassen.

Verzet

De natuurorganisaties hebben zich in eerste instantie fel tegen dit voornemen verzet. Dit was een aantasting van hun vrijheid en verdienmodel. Eind maart 2025 hebben BLHB en de natuurorganisaties een overleg gehad waarbij de vereniging van Bos- en natuureigenaren (VBNE) aanwezig was. Naast Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Landschappen zijn Federatie Particulier Grondbezit, Rijksvastgoedbedrijf en Natuurnetwerk Gemeenten lid van de VBNE.

Voortschrijdend inzicht

In dit overleg bleek dat de VBNE door voortschrijdend inzicht wel meer begrip voor de voorstellen van FPG, LTO, BLHB en NAJK heeft. Zij erkenden dat voor natuurbeheer de pachtwetgeving op dit punt dient te worden gemoderniseerd en dat de huidige geliberaliseerde pacht voor de pachter te veel onzekerheden geeft. 

De VBNE stelt dat op natuurgronden het agrarisch medegebruik ten dienste staat van de beoogde (provinciale) natuurdoelen en bestaat uit het uitvoeren van specifieke werkzaamheden of juist het nalaten daarvan. Veelal voert de pachter dit soort werkzaamheden uit.

De natuurpachtvorm moet volgens VBNE gelden op gronden die opgenomen zijn in een vastgesteld provinciaal natuurbeheerplan en/of de functie natuur hebben in een vastgesteld omgevingsplan. Ook moeten de gronden onder deze pachtvorm vallen die al zijn aangekocht voor een natuurbestemming, maar die nog ingericht moeten worden en vervolgens verpacht worden. We zijn wel tevreden dat de VBNE in deze kwestie een belangrijke stap heeft gezet. 

Looptijd

De VBNE stelt in relatie tot de duur van de overeenkomst dat voor het in stand houden en verbeteren van de aanwezige natuurwaarden, flexibiliteit noodzakelijk is. Het aanpassen van beheervoorwaarden en verplichtingen moet noodzakelijk zijn om natuurdoelen te kunnen halen en daarmee het instrument bruikbaar te laten zijn voor natuurgrond. Met de huidige geliberaliseerde pacht kunnen de eigenaren doen en laten wat zij willen. De VBNE kan onder voorwaarden meegaan in een verschuiving naar een pachtvorm met een langere looptijd maar dan moet lopende de overeenkomst het beheer kunnen worden aangepast, omdat de natuurdoelen dat vereisen. Deze tussentijdse aanpassingsmogelijkheid dient overigens ook in het pachtcontract zelf vastgelegd te worden. 

Parallel aan de termijn van beheerplannen voor natuur een 6-jaarlijkse pacht voor, met 1 jaar proeftijd bij een nieuwe pachter en evaluatie in jaar 5. Het jaar proeftijd in geval van een nieuwe pachter borgt dat de beoogde samenwerking succesvol kan zijn. De VBNE heeft de intentie dat zij een pachtrelatie onbeperkt kan laten doorlopen door steeds om de zes jaar nieuwe overeenkomsten af te sluiten, als zowel pachter als verpachter hier belang bij hebben.

Prijsvorming bij natuurpacht 

De VBNE-leden willen de prijsvorming van natuurpacht net als voor de andere langere pachtvormen vrijlaten (!!!). Zo kunnen partijen bij een onderhandse uitgifte in overleg een passende pachtprijs afspreken, dan wel dat via inschrijving de agrarische ondernemer kan aangeven welke prijs marktconform passend is voor het agrarisch medegebruik en de daarbij behorende gebruiksbeperkingen en beheerverplichtingen. 

Deze stelling is merkwaardig, omdat in de huidige pachtregel maar ook in de voorstellen voor de aanpassing van de pachtregel (in de notitie ‘Transitie in de pacht’) er maar een beperkte mate van pachtprijsvrijheid is. De VBNE heeft dit niet goed begrepen. Het spreekt voor zich dat de BLHB zich in deze stelling niet kan vinden. De VBNE zegt niets over de beheersubsidies, maar gaat ervan uit deze aan de VBNE-leden worden uitgekeerd. De BLHB gaat hier niet mee akkoord en wil dat de pachter voor zijn werk een vergoeding voor het natuurbeheer ontvangt. 

Vervolgactie

In het overleg eind maart 2023 was de afspraak om een voorstel gezamenlijk te bespreken, maar de VBNE heeft ervoor gekozen om dit niet te doen en hun standpunt bij het ministerie neer te leggen. 

Het positieve is dat de VBNE stappen heeft gezet die naar de voorgestelde natuurpachtvorm van FPG, LTO, BLHB en NAJK opschuiven, maar er zijn nog een aantal belangrijke verschillen. Deels kan dit worden opgelost, maar de vrijheid van de pachtprijs en wie de vergoedingen voor het natuurbeheer krijgt, blijft een onoverbrugbaar verschil. De BLHB zal onze zienswijze aan de staatssecretaris van LVVN kenbaar maken.